3 maart, 2024Doel: een opzet voor een YA fantasyverhaal van maximaal 10.000 woorden + een samenvatting voor het verhaal van maximaal 2 pagina’s. Totaal aantal woorden: 9.192.

Kijk na de eerste twee hoofdstukken ook hoe de rest van het verhaal vorm zou hebben gekregen!

Hoofdstuk 1

Het was een zonnige dag buiten Macclesveld, waarin Celestina ontspannen op een steen zat te bakken in de stralen. Haar staf, die haar de verantwoordelijkheid over een kudde schapen gaf, stond bijna vergeten tegen de uitgestoken arm van een boom aan geleund. Ze kauwde verveeld op een grashalm terwijl ze wachtte op het voorbijgaan van de dag. Op het moment dat de schapen weer genoeg buiten hadden gestruind en hun magen rond hadden gegeten en Celestina ze weer terug naar huis kon leiden.

De schapen waren zo mak als lammetjes. Misschien was dat ook wel waar het gezegde vandaan kwam. Er was geen reden voor Celestina om ze actief in de gaten te houden. Ze bleven bij haar in de buurt en er waren al weken geen roofdieren meer in de omgeving gezien. Ongetwijfeld dat dat had bijgedragen aan het feit dat een zestienjarig meisje er in haar eentje op uit mocht gaan met de schapen.

Ze had niets om zich zorgen over te maken. Er was niets dat haar in gevaar kon brengen… behalve misschien de lucht.

Celestina stak haar tong experimenteel uit. De heuvels aan de grens waren gevuld met kleine opslagen en verzamelingen van zout. Buiten Macclesveld was er voor Celestina niets om zich zorgen over te maken. Ze kon gewoon haar tong uitsteken en proberen of er sporen van dat zout in de lucht hingen. Misschien waren er wel consequenties…

Maar die waren enkel voor Celestina zelf om te dragen.

Haar tong gleed door de lucht. Ze ging links en rechts, en daarna van onder naar boven. Ze fronste in concentratie, op zoek naar die sterke smaak.

Helaas moest ze toegeven. Er was niets. Zelfs het kleinste spoortje was afwezig.

Met een gefrustreerde zucht kwam ze recht overeind zitten en krabte ze door haar korte, blonde haren. De haren die haar naam hadden geïnspireerd, als Celestina de eindeloze verhalen moest geloven. Het wisselde om de haverklap: de ene keer was het vanwege de platinum blonde haartjes die ze vanaf haar geboorte al had gehad, de keer daarna vanwege haar doordringend lichtblauwe ogen, en daarna vanwege haar dunne vingers en kleine oortjes.

Als Celestina haar moeder moest geloven, was ze zo uit de hemelen komen vallen. Helaas waren de helft van die eigenschappen niet gebleven. Celestina’s nagels waren afgekauwde stompjes en haar ogen waren van koud, ijzig blauw door de jaren heen donkerder en donkerder geworden, tot ze meer donkergrijs waren dan blauw.

Enkel haar blonde haren waren onveranderd gebleven. De langere lokken werden door de wind opgepakt toen die door het dal begon te blazen en Celestina moest worstelen om die lokken achter haar oor te houden. Ze wilden haar nooit gehoorzamen.

De wind bracht de geluiden van een paar laarzen op de stenen met zich mee. De zware laarzen trokken Celestina’s aandacht, omdat ze het geluid uit duizenden herkende.

Het waren de laarzen van Christofer, de zoon van de burgemeester van Macclesveld.

“Celestina!” riep hij, zwaaiend van een afstandje toen hij zag dat ze naar hem keek, “daar ben je!”

Celestina stond op. Het had geen zin om tegen de wind in te schreeuwen. Even keek ze nerveus om zich heen, op zoek naar anderen in de omgeving.

Als Christofer haar had kunnen besluipen, waren er misschien ook anderen geweest die haar konden vinden. Had iemand gezien dat ze had gezocht naar zout?

Het was strikt gezien niet illegaal om puur op zoek te gaan naar de smaak, maar zout was waardevol. Als iemand het gevoel had dat ze op zoek was gegaan naar het zout in de heuvels, dan zou ze er niet meer alleen op uit worden gestuurd. De heuvels waren ongevaarlijk, maar je moest graven om echt bij de goede zoutopslagen te komen, wat allerlei gevaren met zich meebracht… om nog maar te zwijgen over de reactie van haar moeder, die haar elke hoek van de kamer zou laten zien. Ze had het Celestina altijd al verboden om op zoek te gaan naar

Zelfs de mensen van de goede koning Michael vonden het niet nodig om graafteams te sturen naar deze uithoek van het land. Misschien als de andere mijnen opdroogden. Misschien zouden dan deze heuvels ook worden uitgegraven.

Maar nee, er waren geen anderen. Met een zekere opluchting zwaaide Celestina terug naar Christofer en gebaarde ze naar hem om dichterbij te komen. Hij sprong van de rots waar hij op was komen te staan om haar te zien en kwam al snel, springend van de ene steen naar de volgende, dichterbij.

“Christofer!” riep Celestian terug, toen ze het gevoel had dat haar stem zich tegen de wind in kon worstelen, “Wat doe je hier!?”

De jongen lachte enkel op haar uitdagende vraag. Zijn donkere haar wapperde net zo hard in de wind als dat van Celestina, al leek het bij hem totaal niet in de weg te zitten. Het omringde zijn gezicht kunstig en functioneel, tot hij bij haar was. Ondanks het ruwe, oneven landschap had Hij de tientallen meters in een kwestie van momenten overbrugd.

“Controleronde,” zei de jongen, die plechtig een houten plank uit zijn tas trok en met een pen een overdreven ‘v’ tekende, “Celestina en kudde vier… zijn gecontroleerd. Niets aan de hand, als ik het zo zie.”

Jij wordt er op uitgestuurd om een controleronde te doen?” vroeg Celestina met een opgetrokken wenkbrauw, “van alle mensen in de stad sturen ze…”

“Degene met misschien wel de meeste ervaring in deze heuvels,” zei Christofer direct, waarmee hij Celestina in de reden viel. Ze keek hem geïrriteerd aan, maar aan de glinstering in zijn ogen kon ze zien dat het precies was wat hij had willen bereiken, “dat, en… ik wilde er op uit, dus ik heb me vrijwillig aangeboden en je weet hoe Maximius is als hij de kans krijgt om zijn taak af te schuiven.”

Celestina onderdrukte een huivering. Maximius was de aangewezen afgezant van Iata, de hoofdstad van Estrus. Dat bracht hem evenveel verplichtingen als het hem macht gaf. Niemand wilde de afgezant voor het hoofd stoten, uit angst dat er een negatief bericht terug naar Iata ging.

“Ja,” zei Christofer, die de huivering leek te herkennen, “hij is nu dus tevreden en dronken… en ik mag de heuvels in. Wat willen we nog meer?”

“Louise zou fijn zijn,” zei Celestina met een luchtige schouderophaal, “het is eenzaam. En saai.”

“Zullen we daar iets aan doen?” vroeg Christofer.

“Heb jij geen andere kuddes om te inspecteren?” kaatste Celestina terug.

“Klopt,” verzuchtte Christofer, “maar ik kan deze ronde twee keer zo snel maken als Maximius. Ik heb dus wel even om hier te blijven, en ik heb wat meegebracht voor de tijd…”

Celestina keek de jongen vanuit haar ooghoek aan. Zijn plank verdween terug in zijn zak en een blik kwam omhoog.

Eten.

Celestina voelde haar maag onwillekeurig rommelen. Ze had wel een lunch meegenomen, maar ze had moeten wedijveren met vier broers en vijf zussen. Er was niet heel veel overgebleven van het ontbijt om mee de heuvels in te nemen.

“Okay, je mag blijven,” zei ze uiteindelijk, waarbij ze zich weer neer liet zakken op de steen, “deze schapen gaan toch nergens heen.”

“Daar staan ze om bekend,” zei Christofer met een kleine grijns. Hij kwam met een plof in een kleermakerszit terecht en trok een mes van zijn heup af, “onze schapen gaan nergens naar toe, toch, jongens?”

Hij reikte met zijn vrije hand naar de kop van een van de schapen toe. Het beest neigde onschuldig naar Christofer’s hand, om over de kruin gekrabd te worden. Christofer grinnikte en gaf het schaap kort waar het naar op zoek was, voor hij het mes openknipte en vakkundig het blik begon te bewerken.

“Maximius vroeg wel naar jou, trouwens,” zei hij, half afgeleid terwijl zijn handen bezig waren, “hij wilde dat je je na je dienst bij hem meldt.”

Celestina trok een vies gezicht.

“Weet je ook wat hij van me wil?”

“Hij wil gewoon laten zien wat een patser hij is,” zei Christofer, “als hij niet zijn macht op ons uitoefent, vergeten we het misschien nog wel.”

Zijn tong kwam een klein stukje uit zijn mond terwijl hij aan het werk was. In de heuvels was het eenvoudig om luchtig te praten over de vertegenwoordiger, maar in Macclesveld zou het ze snel in de problemen brengen. Het was beter als ze het hier deden.

“Het valt me nog mee dat jij dat zo zou zeggen,” merkte Celestina op.

“Wat, omdat ik de zoon van de burgemeester ben?” vroeg Christofer, toen hij het deksel los had gewerkt, “geloof me, ook pa is geen fan van hem. Hij gaat over de belasting, weet je?”

Hij schudde zijn hoofd.

“We hebben niet genoeg kristallen om significant te zijn voor Estrus,” ging hij door, “in ieder geval niet als je het aan de mensen in Iata vraagt… maar als je zou weten hoe veel van de opbrengst van ons land naar de hoofdstad gaat, zou je denken dat ze daar met hongersnood te kampen hebben.”

Celestina haalde haar schouders op. Ze probeerde niet te watertanden bij de lucht die onder het deksel vandaan was gekomen. Zalm.

Dat kreeg ze eigenlijk nooit te zien.

“Daar krijg ik niet veel van mee,” gaf ze toe, waarbij ze haar blik zorgvuldig half geïnteresseerd probeerde te houden, “ik doe mijn deel van het werk en ik zorg er voor dat ik op tijd binnen ben. Weet je wat Louise vandaag moest doen?”

“Op datzelfde land,” zei Christofer, “vandaag zijn veel mensen nodig op de velden. Er moet gezaaid worden.”

Dus er zou veel loon zijn, die avond. Celestina hoefde zich niet af te vragen waarom zij de heuvels in was gestuurd, in plaats van de velden op.

Alles om te voorkomen dat ze te veel zou zweten. Alles om te voorkomen dat haar zorgvuldig bewaarde geheim uit zou komen.

“Dan klop ik vanavond wel even bij haar aan,” zei ze, “ik kan vast wel wat doen om het verschil goed te maken.”

“Zij trekt vandaag meer loon dan jij,” zei Christofer simpelweg, terwijl hij Celestina het geopende blik en het mes aanbood, “dus ik denk dat je niet heel veel goed te maken hebt.”

Celestina nam het blik aan en viste een van de twee stukken zalm met het puntje van het mes naar boven. Het was fantastisch om te zien dat de vis, waarvan Celestina niet eens wist hoe oud die eigenlijk was, er nog vers en roze uit zag onder de bouillon. De uitvinder die dat proces had bedacht moest rijk zijn overleden.

De blikken waren in ieder geval duur genoeg. Celestina’s moeder had er een aantal in hun kelder staan, ver van het licht of de warmte, zodat ze zo lang mogelijk mee zouden gaan. Zodat ze nog iets te eten zouden hebben als ze een paar arme dagen achter de rug hadden.

Voorzichtig nam ze het zachte vlees in haar hand en gaf ze het geheel weer terug aan Christofer. Hij was nog aan het vissen toen Celestina tot haar schaamte moest toegeven dat ze het hele stuk vis al had opgegeten.

Ze voelde de graatjes nog tussen haar tanden, maar ze had amper gemerkt hoe ze het zachte vlees naar binnen had gewerkt.

Schijnbaar was ze iets hongeriger dan ze had gedacht.

Christofer liet een wat ongelovig spottend geluidje gaan. Celestina voelde haar wangen in reactie roder worden terwijl ze haar blik weer op Macclesveld onder ze richtte. Ze wilde op zoek gaan naar mensen, die van deze afstand nog net te herkennen waren, toen ze het blik weer onder haar neus geduwd kreeg.

“Neem een tweede,” zei Christofer zachtjes, “het was een cadeautje, dus ik mag zelf bepalen wat ik er mee doe.”

Celestina keek de jongen aan. Hij hield zijn blik op het dorp beneden gericht, hoewel ze kon zien hoe zijn ogen voorzichtig heen en weer gingen, wachtend op haar reactie.

Ze had zich in moeten houden. Dit was niet hoe ze behandeld wilde worden, maar ze had dit aan zichzelf te danken… net als al het andere.

Voorzichtig duwde ze het blik van zich weg, zodat ze het niet uit Christofer’s handen zou slaan terwijl ze opstond. Daar was de zorgvuldig ingeblikte vis veel te duur voor.

Christofer keek naar haar op.

“Ik denk dat het beter is als je er vandoor gaat,” zei ze langzaam, “jij hebt ook een belangrijke taak, ook al kan je hem zo veel sneller dan Maximius.”

De wind nam weer toe op het moment dat ze opstond. Ze knipperde geïrriteerd tegen de blaadjes en het zand dat er door werd opgepakt, maar Christofer zag het gelukkig ook als zijn moment om op te staan. Hij haalde het stuk zalm uit het blik en hield het wat onzeker in zijn hand, voor hij knikte.

“Prima,” zei hij langzaam, “ik kom tegen het einde van de dag nog eens langs voor de tweede controle… en dan kunnen we daarna samen terug naar het dorp lopen?”

Celestina trok haar schouders op en knikte.

“Dat kan.”

De jongen pakte wat ongemakkelijk zijn tas en sloeg die weer over zijn schouder.

“Tot later vanmiddag dan.”

Celestina knikte en keek toe hoe hij met sprongen van de ene naar de andere rots weer omhoog klom, terug de heuvel op van waar hij een uitzicht zou hebben over de hele vallei. Hij hield zijn schouders stijf, waardoor hij kort struikelde voor hij uit Celestina’s zicht verdween.

Ze schudde kort met haar hoofd. Haar handen balden zich tot vuisten terwijl ze balend een paar stappen over de rots heen ijsbeerde. De schapen om haar heen leken op haar frustratie op te pikken terwijl ze geagiteerd heen en weer stapte, eerst met haar neus in de wind, en vervolgens met de wind in haar rug. Ze werden onrustig en begonnen om haar heen te blaten en naar elkaar te mekkeren.

De wind werd alsmaar sterker en sterker onder het geluid. Celestina wilde in de wind schreeuwen. De wind vertellen hoe ontzettend dom ze wel niet was om zo sterk te reageren op…

Een vriendelijk gebaar. Maar in plaats van het beleefd af te slaan, of om het aan te nemen zoals Christofer had gehoopt, had ze hem weggestuurd.

Want dat was wat redelijke mensen deden, toch?

In haar frustratie duurde het even voor ze door kreeg dat de wind sterker was dan ze kon verwachten van een vallei in de heuvels. De zon was nog aan het klimmen, maar dat betekende niet dat ze zo’n sterke wind hoefde te verwachten.

Met een grom dwong Celestina zichzelf om controle te krijgen over haar emoties. Ze kon zichzelf niet zo laten gaan. Ze kon zich nog wel het laatste standje dat ze van haar moeder had gekregen herinneren. Als ze de controle over haar emoties liet gaan, en er was zout in de buurt…

Toen de wind ging liggen, hoorde Celestina een kletterend geluid aan haar voeten. Kleine steentjes waren van onder haar rok gevallen.

Kristallen.

Er had zout in de bouillon gezeten, of de zalm was gezouten voor hij was ingeblikt. Het was een van de redenen dat ingeblikt eten zo duur was… omdat zout eten langer goed hield.

Celestina keek naar de kristallen. Ze kon ze niet laten liggen, daar waren ze te waardevol voor. Veel te waardevol. Maar ze kon ook onmogelijk verklaren waar ze vandaan waren gekomen. Als haar moeder ze zag, zou ze direct weten dat er iets was gebeurd en dat Celestina zich weer had laten gaan… en ook zij zou er niet veel mee kunnen in hun kleine dorp.

Toch veegde Celestina met een kleine zucht de groene, schitterende kristallen op een zakdoek en bond ze die zorgvuldig dicht. Ze konden ze later misschien ergens voor inzetten. Misschien zouden ze nog van pas komen. Ze liet de zakdoek in de tas aan haar riem glijden en deed haar uiterste best om te vergeten wat er was gebeurd.

Een bok kwam naar haar toe gestapt. Ze kreeg een zachte kopstoot van het dier tegen haar borst, waardoor ze met een plof terug op de rots werd geduwd. Celestina keek naar het beest op, dat hijgend tegenover haar stond, alsof het haar iets probeerde te vertellen.

“Wat is er aan de hand?” vroeg ze, “het is okay, ik ben niet meer boos.”

Ze krabte de bok achter de oren, voor ze besefte dat ze nog steeds geagiteerde schapen om zich heen hoorde. Ze keek om zich heen en zag dat de beesten heen en weer aan het lopen waren, langs elkaar wreven en tegen elkaar aan duwden.

Een paar poten verdween achter een rotsblok. Celestina liet een kreun gaan.

Ze had de schapen van streek gemaakt. Hoewel de makke beesten nooit echt op hol zouden slaan… hadden ze wel besloten dat ze liever ergens anders zouden zijn.

Celestina rende naar haar herdersstok. De bellen aan het uiteinde konden irritant zijn tijdens het lopen, maar ze waren onmisbaar als ze de hele kudde weer bij elkaar wilde krijgen. De dichtstbijzijndste beesten kwamen al haar kant op, overtuigd dat er iets van eten of snoepjes bij haar te halen zou zijn, maar de rest…

Dit ging nog een lange middag worden.


Tegen de tijd dat Celestina alle schapen waar ze voor verantwoordelijk was weer had verzameld was de zon al over haar hoogste punt heen. De schaduwen in de heuvels stonden de andere kant op dan wze aan het begin van de ochtend hadden gedaan, wat betekende dat de verlichte wereld snel kleiner werd.

Hoewel de ochtend plezierig warm was geweest, was de middag dat een stuk minder. Andere herders hadden de ochtend in de schaduw doorgebracht en zaten op dat moment lekker in de zon, maar helaas had Celestina die luxe niet.

Toch klom ze naar boven, naar de top van haar heuvel. De schapen moesten toch ook een vers stukje vinden om verder te kunnen grazen en zouden het ongetwijfeld niet erg vinden om wat van de middagzon mee te kunnen pakken.

Stilletjes mompelde Celestina in zichzelf. Ze was nog steeds een beetje boos op zichzelf, maar gelukkig had de zoektocht naar verloren schapen haar goed afgeleid van die frustratie.

Aan de top van de heuvel werd Celestina beloond door de warmte van de zon in haar gezicht. Ze had de tijd die ze nodig had gehad voor haar zoektocht onderschat, zag ze.

De grote bal in de lucht was al rood en stond al laag aan de horizon. Vanaf de punt van de heuvel kon Celestina net de kust van Estrus zien, in de verte. De havenstad daar zou ongetwijfeld op dat moment druk bezig zijn met het binnenhalen van vissersboten en andere handelswaar. In Macclesveld zag de avond er heel anders uit, waarin mensen uitgeput van de velden en met hun schapen uit de heuvels kwamen.

Ander deel van het land, ander deel van het werk.

Als ze zich omdraaide, in de richting van Iata, zag Celestina alleen maar meer heuvels, voor haar uitzicht door een berg werd tegengehouden. Het Diamantwater gebergte was de reden dat Macclesveld soms vergeten leek te worden door de rest van het land. Het gebergte sneed het land doormidden, waardoor het moeilijk was om van de ene kant van het land naar de andere kant te reizen.

Celestina’s oog viel op een slang die door het landschap gleed. Een lange, zwarte streep die door de valleien trok, in plaats van de heuvels te trotseren. Dat was de enige manier om snel in de hoofdstad te komen en zelfs dat had de hoofdstad miljoenen gekost.

De trein kwam niet eens helemaal tot Macclesveld. Hij hield op bij de stad, Maccles. Misschien zou het spoor ooit doorgetrokken worden naar Macclesveld, maar tot die tijd…

De zon stond al laag genoeg dat Celestina niet meer aangekeken zou worden als ze de schapen terug naar hun stallen bracht. Ze waren toe aan een stal en een borstel, iets waar de stalhanden misschien wel eerder mee zouden willen beginnen. Christofer had misschien wel gezegd dat hij met haar terug naar beneden zou willen lopen, maar…

Dat zou Celestina later moeten oplossen. Ze was dankzij hem het restant van de ochtend en de hele middag bezig geweest met het najagen van een angstig schaap. Hij zou het wel overleven als ze wat eerder naar beneden ging.

Ze zag dat ze niet de enige was. Verderop zag ze Yakob al met zijn kudde door de vallei kuieren, waarbij de zachte geluiden van zijn bellen en het ontspannen gemekker van de schapen naar boven kwam. Yakob ontweek de heuvels en de smalle paadjes, iets waar zijn oudere benen niet geschikt meer voor waren. Hij was degene die de dag vrolijk begon en eindigde en achteraf altijd met een pul bier en een hoofd vol verhalen bij een open haard zou zitten.

Het was genoeg voor Celestina. Ze begon aan haar eigen afdaling, waarbij ze zorgvuldig haar route omhoog weer terug naar beneden begon te volgen. Mensen als Christofer konden misschien van rotsblok naar rotsblok springen en daarmee een stuk sneller door de bergen gaan dan anderen, maar de schapen hadden zijn behendigheid niet. Ze moesten over een goed pad geleid worden, dus zorgde Celestina er voor dat ze elke tweede stap benadrukte door met haar herdersstok op de grond te tikken.

De bellen op haar eigen staf klonken luid en helder. Ze overstemden de geluiden van Yakob, of de andere herders in de heuvels, waardoor de schapen altijd wisten in welke richting ze moesten komen. Net als Yakob had Celestina een lange, wollige staart van schapen die achter haar aan kwam gestrompeld. Ook de schapen waren moe na een dag in de heuvels en keken ongetwijfeld uit naar hun stallen.

Naarmate ze dichter bij het dorp kwam, kwamen ook andere geluiden meer en meer naar boven. De markt, die nog in volle gang gaande was. De smid, die aan het einde van de dag nog een paard een nieuw hoefijzer aan het aanmeten was. De geluiden van kippen en varkens, die een stuk beter in het dorp gehouden konden worden, lagen als een fijne achtergrond onder dat alles. Celestina kruiste haar pad met de kudde van Yakob, maar de oudere man maakte er geen probleem van toen meerdere schapen van herder wisselden. Het ging er om dat ze alle beesten thuis zouden krijgen, dus zolang ze allebei maar de grotere wollige horde in de gaten hielden, was er geen probleem.

Celestina stond zichzelf toe om haar hoofd wat op te tillen en te genieten van de geluiden van haar thuis. De kristallen in haar tas, die voor haar geestesoor met elke stap hoorbaar tegen elkaar aan rinkelden, konden zelfs dat gevoel niet verpesten. Ze keek ontspannen om zich heen en wandelde met Yakob mee naar de stallen.

Daar stond Christofer al te wachten bij de deur naar het kantoor, met een rood gezicht en een borst die snel op- en neer ging door een zware ademhaling. Schijnbaar had hij gerend. Celestina kantelde haar hoofd verrast en probeerde een frons van haar gezicht te houden terwijl hij haar met een licht beschuldigende blik aankeek.

Ze voelde zijn blik in haar nek branden terwijl ze de schapen het veld in hielp en, uiteindelijk, samen met Yakob het hek weer zorgvuldig sloot. Ze moest haar herdersstaf bij het kleine kantoor inleveren, als teken dat haar kudde weer veilig thuis was gekomen.

Ze kon dus niet om Christofer heen. De jongen zag tegen de tijd dat Celestina en Yakob in zijn richting kwamen gelukkig al minder rood uit en hij had zijn ademhaling onder controle gekregen. Toch ging Yakob’s blik even van Celestina naar Christofer en deed hij met een hoofdschuddend lachje een stap opzij om ze de ruimte te geven.

“Ik dacht dat we samen naar beneden zouden lopen,” zei Christofer, hoewel zijn stem de luchtige toon die hij duidelijk aan wilde houden niet helemaal wist te bereiken, “is er iets gebeurd… waardoor je eerder moest gaan?”

Celestina kon de beschuldiging eenvoudig horen. Als ze geen goede reden had gehad, zou Christofer het persoonlijk opvatten… iets dat hij niet had verdiend.

“Ik had… een lammetje dat niet helemaal goed op zijn poten staat,” zei ze, het eerste dat in haar opkwam, “dus ik besloot wat eerder te gaan, zodat ik niet in het donker zou hoeven lopen. Dan was dat lammetje ongetwijfeld door zijn benen gegaan en had ik daar mee gezeten.”

“… Oh,” zei Christofer, duidelijk verward door de woorden, “dat is wel belangrijk, ja. Heb je er… heb je een notitie gemaakt, zodat er naar gekeken kan worden? Een lam schaap, nou ja…”

Celestina vervloekte zichzelf. Natuurlijk werd dat verwacht, maar ze was er niet klaar voor geweest om Christofer tegen te komen, laat staan om een overtuigende reden te geven.

“De hoofdherders zullen er zeker van op de hoogte zijn,” zei ze ontwijkend, “ik had eigenlijk verwacht je onderweg naar beneden tegen te komen?”

Christofer haalde zijn schouders op.

“Ik was mijn laatste controlerondje aan het doen. Ik hoefde alleen jouw kudde nog af te strepen en ik zag jullie in de verte gaan, dus ik heb een afsnijroute genomen.”

Dat klonk ongeveer even geloofwaardig als Celestina’s leugen. Ze kon hem er niet over uitdagen, niet zonder de achterdocht van Christofer weer naar boven te halen, dus gebaarde ze in de richting van het centrum van het dorp, naar de markt.

“Ik denk dat ik vandaag verantwoordelijk zal zijn voor het eten,” gaf ze toe, “dus… we kunnen nog een stukje over de markt lopen, terwijl ik inkopen doe?”

Ze was de jongste van tien, maar aangezien de rest tijdens een zaaidag op de velden had gestaan, verwachtte Celestina niet dat haar broers en zussen die dag veel heil zouden zien in het koken van een maaltijd voor twaalf. Celestina’s portemonnee was niet goed gevuld… maar in de afgelopen jaren had ze veel geoefend met het koken voor veel met weinig ingrediënten.

“En nee, je mag niet meebetalen,” voegde ze daar met een strenge blik op Christofer aan toe.

“Als dat de voorwaarden zijn,” zei Christofer, waarbij hij een kleine bespottelijke buiging naar Celestina maakte, “dan zal ik me daar aan houden.”

Celestina deed haar best om niet te opgelaten om zich heen te kijken of iemand het had gezien, voor ze snel richting de markt begon te lopen.

“Wat vind je vader er van dat je vandaag de hele dag op de been bent geweest?” vroeg Celestina, zodat de wandeling in ieder geval niet in stilte zou worden gevoerd, “wil hij je niet klaarstomen om hem op te volgen?”

“Dat wil hij wel,” gaf Christofer toe, “maar geloof me of niet… hij heeft me aangemoedigd om aan het werk te blijven.”

Hij nam een serieuze, officiële houding aan terwijl ze aan het lopen waren.

“Als ik wil weten waar de mensen die ik leid in moet bijstaan, dan zal ik meer dan één dag in hun schoenen moeten verblijven.”

Celestina trok een wenkbrauw op.

“Ik… kan dat bewonderen,” gaf ze toe, terwijl ze bij een kraampje tot stilstand kwam en de restanten na een dag van verkoop keurde voor ze potentie van een avondmaaltijd, “het is…”

Wat moest ze zeggen? Beter dan ze had verwacht? Iets anders dan de burgemeester tot dat moment had gedaan?

Elke uitspraak kwam neer op een klap in Christofer’s gezicht.

De koopman gaf haar gelukkig wat uitstel van executie toen hij op dat moment besloot om Celestina aan te wijzen als zijn volgende klant. Snel wees ze een aantal van de overgebleven groenten en knollen aan, zodat ze in ieder geval genoeg zou hebben voor een stoofpot. Als ze nog ergens een stuk vlees goedkoop kon krijgen, zou het perfect zijn, maar…

“Ik weet dat je niet wilde dat ik zou betalen,” zei Christofer toen ze van het stalletje wegdraaiden, “maar ik wilde je wel dit aanbieden.”

Hij hield een goedgevulde boterham naar Celestina op.

“Ook… als een vredesoffer, voor eerder vandaag.”

Celestina keek Christoffer aan. Ze was van plan geweest om het allemaal te negeren, te vergeten en verder te gaan met haar leven, maar de blik die hij op haar wierp was…

Net te hoopvol. Net te eerlijk.

“Ik kan dit niet meenemen,” zei ze zachtjes, “dat gaat er thuis niet in. Als ze er daar achter komen dat ik eten heb achtergehouden…”

“Dan kan je het misschien beter hier al opeten,” suggereerde de jongen met een wat slinkse glimlach, “ik zal niets zeggen als jij ook niets zegt.”

Celestina keek even van de jongen naar het broodje en zag wel dat deze boterham rijker gevuld was dan zij ooit zelf zou kunnen. Het kon geen kwaad om wat extra te eten… zeker als dat betekende dat haar familie daarna beter zou kunnen eten.

“Oh, okay,” bond ze uiteindelijk in, “het is wel het minste dat ik kan doen… dank je wel, Christofer.”

De jongen glom een beetje bij het bedankje. Celestina stapte van het wandelpad tussen de kraampjes door, om wat afgezonderd naar de boterham te kijken… en haar tanden er in te zetten.

Het smaakte goed. Ze proefde biefstuk, iets dat ze maar één keer eerder had gehad, en er zaten meer dure groenten en kruiden tussen die ze totaal niet herkende. De smaken kwamen allemaal samen en leken versterkt te worden.

Versterkt…

“Christofer,” zei ze, na voorzichtig geslikt te hebben, “zit hier zout op?”

“Een heel klein beetje,” gaf Christofer toe, “en ook wat peper.”

Dat verklaarde de kriebel in Celestina’s neus. Ze slikte voorzichtig en probeerde de kriebel te negeren, maar ze verplaatsten zich alleen maar verder haar neus in…

Tot ze de nies niet meer in kon houden.

Een steekvlam schoot uit Celestina’s neus. De boterham ving de ergste klap, hoewel Celestina tussen onwillekeurige tranen door wel kon zien dat het gras onder haar voeten vlam had gevat.

De drukte van de markt was stilgevallen. Christofer keek Celestina sprakeloos aan.

Kristallen rinkelden van onder haar rok vandaan het gras in.

“Dit is een probleem,” mompelde Christofer.


Hoofdstuk 2

Celestina’s moeder had niets gezegd. Haar stilte was misschien nog wel het engste deel van alles, zeker nadat Celestina haar had verteld wat er was gebeurd.

Ze had met haar hoofd geschud en was weggelopen, terug naar haar stoel in de woonkamer. Ze was te uitgeput, zag Celestina wel. Ze was zelf terug naar de keuken gegaan… en was aan het koken geslagen.

De volgende dag gebeurde er niets. Celestina hoorde de gefluisterde stemmen achter zich terwijl ze haar staf ophaalde en een kudde uit de stallen lokte met wat snoep voor de beesten en gerammel met de bellen. Ze deed haar best om die stemmen te negeren, hoewel ze haar best moest doen om haar tot vuisten gebalde handen te ontspannen.

De stemmen konden haar niet kwetsen. Het feit dat Christofer zijn afstand bewaarde, deed haar meer pijn. Hij ontweek haar blik bij de schapenstallen en was nergens te bekennen in de loop van de dag. Misschien was hij wel langsgekomen om zijn controlerondes netjes te doen, maar dan had Celestina hem niet gezien.

Maar er was niets gebeurd. Na haar werk kon ze probleemloos terug naar het dorp en haar loon innen, voor ze door naar huis ging. Ze was er van overtuigd geweest dat er iets, of iemand, op haar zou wachten bij thuiskomst, maar dat was niet het geval. Enkel hongerige, uitgeputte familieleden die haar iets gaven om zich op te concentreren, in plaats van haar eigen paniek.

Het was stil rondom hun kleine, volle huis. Er was zelfs geen hond die in de buurt blafte.

De volgende ochtend veranderde alles.

Celestina zorgde voor het ontbijt. Ze had alles de avond ervoor al geregeld op de markt. Het was druk aan tafel, waar al haar broers en zussen zich op hetzelfde moment aan het voorbereiden waren op een lange, drukke dag. Obir deed, als oudste, zijn best om alles in goede banen te leiden, maar op het moment dat brood en eten op tafel stonden, liep het al snel uit op een drukte om maar zo veel mogelijk eten te veroveren. De tweelingen, Tito en Eletra, slaagden er altijd in om samen een heel brood te verorberen, en Giorgina maakte om de een of andere reden altijd een kabaal van jewelste met haar bestek op haar bord.

Maar toch slaagde Celestina er in om, over de ochtenddrukte heen, een gebonk op de deur te horen. Haar moeder, die niet meer uit haar stoel was gekomen sinds Celestina haar had geïnformeerd van haar misstap, zat hoofdschuddend in de woonkamer. Ze leek iets te verwachten, als Celestina haar blik moest beoordelen.

Toch deed ze de deur open. Met een kleine blik over haar schouder naar het ochtendslagveld aan de keukentafel kwam ze in de deuropening staan…

En keek ze op naar twee mensen die een paar meter van de deur vandaan stonden. De ene was een man, met zorgvuldig achterover gekamde haren die al grijze plukken begonnen te vertonen. Hij kon niet ouder zijn dan dertig, maar in zijn donkere ogen zag Celestina een blik die iemand van zo jong nooit had mogen hebben.

De andere was een vrouw met haar donkere haren in een lage paardenstaart gestoken. Ze had de staart speels over haar schouder naar voren geslagen, hoewel die speelsheid daar op leek te houden. Haar geverfde lippen stonden serieus en haar linker hand speelde nerveus met de witte handschoen om haar rechter.

Ze waren allebei in een pak gestoken. De nette kleren waren zeldzaam in Macclesveld, maar Celestina had wel afbeeldingen gezien van hoe de mensen in Iata er bij liepen. Daar waren strakke outfits, op maat gemaakt voor de drager, de norm.

De enige persoon die er enigszins regelmatig zo bij liep in Macclesveld was de burgemeester.

De straten waren verlaten. Celestina’s buren leken instinctief te begrijpen dat er iets niet in de haak was en bleven uit de buurt.

Dat was niet helemaal waar. Achter een van de ramen aan de andere kant van de straat zag Celestina een vorm bewegen in de schaduwen. Er waren wel degelijk mensen die aan het toekijken waren, al was het alleen maar om te zien wat er zou gebeuren.

Een bries doorbrak de stilte waarin Celestina haar ontspanning vergat en haar schouders strakker voelde komen te staan. Ze keek nerveus over de schouders van de twee en zag de zwarte koets, voorzien van twee enorme paarden, die voor de deur stond. Er stonden meer mensen in zwarte outfits omheen en de paarden trappelden ongeduldig, maar Celestina kon haar ogen niet van de bekroonde ‘I’ op de zijkant van de koets af trekken.

De man volgde haar blik over zijn schouder en knikte goedkeurend toen hij weer bij Celestina aan kwam. Zijn wenkbrauwen kwamen omhoog, waardoor de rimpels in zijn voorhoofd verdiept werden tot kloven, en zette een grijns op zijn gezicht die misschien voor ‘vriendelijk’ door moest gaan.

“Daar is ze dan,” zei de man, waarbij hij een stap naar voren zette en zijn gehandschoende hand naar haar uitstak, “de dame van het uur. De mystieke vuur…”

Hij kantelde zijn hoofd een beetje en liet een spottend geluidje gaan.

“… Niezer?”

Celestina keek naar de uitgestoken hand, haar voeten bevroren aan de grond.

“Ah,” zei de man na een paar seconden te hebben gewacht, “het lijkt er op dat iemand een beetje geschrokken is. Maak je geen zorgen, lieverd, er staat je niets slechts te wachten.”

Dit was waar Celestina’s moeder haar voor had gewaarschuwd. Als haar geheim uit zou komen, zou ze aan het werk gezet worden om kristallen te maken. De hoofdstad had altijd meer kristallen nodig, altijd meer brandstoffen om hun machines draaiende te houden. Daarom ging de Inquisitie rond, om mensen zoals zij op te sporen.

Op te sporen, om ze  gevangen te zetten, en hun magie aan te wenden tot ze niet meer konden. Alles voor de kristallen.

Kort draaide Celestina haar hoofd terug naar de keuken, waar haar broers en zussen door leken te krijgen dat er iets aan de hand was. Het was stil geworden, maar wat kon ze doen? Ze hadden haar gevonden. Zouden ze één meisje laten lopen?

Nee. Ze waren helemaal vanuit de hoofdstad gekomen om haar op te halen. Celestina zette haar tanden op elkaar en keek weer naar de man.

“Ze denkt er aan om te rennen,” zei de vrouw.

“Nee,” wierp de man haar tegen, “nee, deze is slimmer dan dat. Ze brengt haar familieleden niet in gevaar… toch, meisje?”

Celestina slikte. Ze keek de man aan, keek toen naar zijn nog steeds opgestoken hand, en probeerde zich om te draaien, terug naar binnen. Ze zag haar moeder in de deuropening verschijnen. Haar moeder keek Celestina geschokt aan en stapte naar voren.

Ze was halverwege de beweging om de voordeur dicht te slaan toen de man met zijn vingers knipte. Een onzichtbare kracht ramde tegen de deur, waardoor die open klapte. Een tweede kracht duwde in Celestina’s rug, waardoor ze een meter door de lucht vloog voor haar voeten weer de grond wisten te vinden.

Hijgend vocht Celestina om haar balans terug te vinden. Ze strompelde drie stappen vooruit, voor ze praktisch tegen de man aangedrukt stond.

“Nee, deze is slimmer dan dat,” gromde hij tussen opeengeklemde kaken door, “toch, meisje?”

“Celestina!” kwam haar moeder’s stem van binnen, “is er iets aan de…”

Ze viel stil. Toen Celestina omkeek, zag ze haar moeder naar de mensen opkijken.

“Voor jullie hebben we wat anders,” zei de man, waarbij hij met zijn hand gebaarde naar de mensen bij de koets. Celestina zag kristallen uit zijn handschoen vallen, groter dan zij ooit had gemaakt, “zij zullen jullie over alles inlichten… en wat vragen stellen.”

Hij keerde zich weer naar Celestina, waarop hij haar naar de vrouw omdraaide.

“Waarom bereid jij haar niet voor?” vroeg hij, “dan bereid ik de wagen voor.”

Ze kon voelen hoe de man wat dichterbij kwam. Ze huiverde toen ze zijn stem in haar oor hoorde fluisteren.

“En ze kan zich maar beter gedragen,” zei hij dreigend in haar oor, “anders krijgt haar familie het te voelen.”

Toen voelde Celestina weer een duwtje in haar rug, hoewel ze niet wist of het de wind was, of simpelweg een hand die haar naar voren duwde. Ze strompelde twee stappen naar voren, voor ze in de armen van de vrouw landde.

“Kom,” zei de vrouw zachtjes, “laten we wat benodigdheden gaan pakken.”

“Waarom?” vroeg Celestina, het eerste dat ze uit haar keel kreeg. Ze had niet bedoeld om het zo angstig te laten klinken, of zo pieperig. Ze schaamde zich.

De vrouw trok een meewarige glimlach. Een glimlach die een stuk echter leek dan de lachjes die de man in haar richting had getrokken.

“We gaan op reis,” zei ze, “het is de wet. Een ongetrainde magiër kan een groot gevaar vormen voor haar omgeving. We brengen je naar een school waar ze je zullen leren om je gaven onder controle te houden.”

Ze keek naar de man, die op dat moment bij de voordeur stond. Hij praatte op zachte, bijna familiaire wijze met Celestina’s moeder. Ze keek van hem naar Celestina en terug, voor ze bijna teleurgesteld met haar hoofd schudde… en een stap opzij zette.

“Maak je geen zorgen over Anteras- ik bedoel, Inquisiteur Caldus. Hij is niet zo slecht als hij lijkt.”

Ze knipoogde.

“We kunnen elkaar tijdens de reis naar de hoofdstad leren kennen,” zei ze, “dus, zullen we wat kleren verzamelen… en gedag zeggen?”

Celestina beet op haar onderlip. Ze voelde haar handen trillen en de spieren in haar benen gilden om het op een lopen te zetten. Haar geheim was al uit. Als ze wat zout kon vinden, gewoon een beetje zout, dan kon ze zichzelf losvechten…

Maar nee. Ze had gezien dat Inquisiteur Caldus haar zonder problemen tegen kon werken. Ze kon het proberen, maar ze zou niet ver komen… en misschien dat deze vrouw nog wel beter zou zijn.

Kon ze magie?

Misschien wel. Celestina kon het niet beoordelen, maar ze verwachtte dat de Inquisitie dat wel zou aanmoedigen.

Dus knikte ze op de woorden van de vrouw.


De ochtend die zo ontspannen begon, eindigde hels. Celestina liet zich door de vrouw door haar huis leiden, één hand altijd stevig op haar schouder, terwijl ze van kamer naar kamer ging om een rugzak te vullen met schone kleren en wat minimale persoonlijke eigendommen. Ze kon zien hoe haar broers en zussen, die zich tegen die tijd eigenlijk moesten voorbereiden om de velden in te gaan, in verschillende kamers werden gehouden en ondervraagd werden.

Haar moeder was de enige die even de tijd mocht nemen om Celestina van een knuffel te voorzien. Ze keek verdrietig op haar neer, alsof Celestina nog steeds het kleine meisje was dat ze ooit had opgevoed.

“Misschien was het toch te ambitieus geweest om je verborgen te proberen te houden,” mompelde ze zachtjes in Celestina’s oor terwijl ze elkaar voor de laatste keer knuffelden, “maar ik moest het proberen. We hebben het nog lang volgehouden…”

Celestina voelde hoe de hand op haar schouder weer terug kwam. Ze werd zachtjes, indringend weggetrokken van haar moeder… maar ze greep Celestina’s hand nog snel vast voor ze helemaal weggetrokken kon worden.

Er werd iets in haar hand geduwd.

Een amulet.

“Vergeet ons niet,” zei haar moeder enkel, voor hun handen uit elkaar werden getrokken en het amulet in Celestina’s hand achter bleef, “en doe voorzichtig! Laat je niet kennen en…”

Wat ze verder nog achter Celestina aan wilde roepen, zou Celestina zelf nooit horen. Ze slikte tranen weg en zette een dapper gezicht op terwijl ze naar de koets stapte. Inquisiteur Caldus kwam achter ze aan naar buiten… maar zijn collega’s bleven binnen.

De koets leek van buiten simpel te zijn, maar toen ze eenmaal ging zitten merkte Celestina wel dat niets minder waar kon zijn. De stoelkussens waren voorzien van een fluwelen bekleding die zacht veerde onder Celestina’s hand. In een hoek van de cabine hing een kleine kristallamp met schuiven om het licht te dempen en de banken waren voorzien van opberglades die netjes weggewerkt waren in de constructie. Ze kon voelen hoe er een warmte uit de kussens opsteeg, alsof er iets onder zat dat haar billen verwarmde op het moment dat ze kwam zitten. Ze hoorde een vage klik, wat haar vertelde dat het een machine was die dat deed.

Een machine die kristallen verbrandde om die warmte te genereren. Het was bijna te veel om over na te denken.

Ze keek om zich heen, voor ze ging zitten en Inquisiteur Caldus de deur finaal achter zich dicht trok.

“Moeten… uw mensen niet mee?” vroeg ze, met een blik op het huis, dat er opeens stil en verlaten uit zag. De andere inquisiteurs waren daar achtergebleven. Wat deden ze met haar ouders, haar broers en zussen?

“Die mensen zijn jouw probleem niet meer,” zei Inquisiteur Caldus achteloos terwijl hij ging zitten en met een geringde hand op het bord achter zijn hoofd klopte, “geloof me als ik zeg… het is beter als je ze zo snel mogelijk vergeet.”

De koets begon met een ruk te rijden. De vrouw keek Inquisiteur Caldus met een wat vuile blik aan.

“Jullie kunnen ongetwijfeld brieven uitwisselen,” zei ze daarop, met een wat verzoenende toon, “als we eenmaal aangekomen zijn bij de school, dan zullen we alles aan je uitleggen, maak je geen zorgen.”

“En als ik dat wel doe?” vroeg Celestina zachtjes, terwijl ze het dorp waar ze haar hele leven had gewoond voorbij zag rollen door het raam.

Daar gaf de vrouw een kleine, verdrietige glimlach op.

“Dan vraag je gewoon naar mij, en dan kijken we hoe we het beter kunnen maken,” zei ze, “ik weet zeker dat je een hoop verhalen hebt gehoord… maar die verhalen zijn allemaal overdreven. Het is niet zo slecht.”

Daar knipperde Celestina op. Ze keek om, om nog net te kunnen zien hoe Inquisiteur Caldus met zijn ogen rolde op de vriendelijke woorden.

“Naar wie vraag ik als dat niet zo blijkt te zijn?”

De vrouw glimlachte helder.

“Inquisiteur Numeria Tasius,” zei ze, waarbij ze haar hand uitstak, “aangenaam kennis te maken, Celestina.”

Celestina keek even naar de hand, maar nam die niet aan. Deze mensen waren haar aan het ontvoeren… en het hele dorp keek toe. Niemand probeerde er iets aan te doen.

Ze stond er alleen voor. Haar blik keerde weer naar het raam, waar ze kon zien hoe ze een kudde schapen uit elkaar joegen om het dorp te verlaten.

Op een steen bij de poort stond Christofer. Zijn ogen waren roodomrand, maar toch deed hij zijn best om met een rechte rug te staan terwijl hij naar de koets zwaaide. Celestina’s ogen ontmoetten de zijne, waarop hij even verstijfde en zich zichtbaar staalde, voor hij met zijn rechter vuist op zijn hart sloeg.

Maximius stond schuin achter hem. De anders altijd verveeld ogende afgezant zuchtte, knikte, en sloeg ook drie keer op zijn borst.

Een laatste saluut voor Celestina. Ze klopte met haar hand op haar borst, maar slaagde er niet in om dezelfde kracht te uiten als Christofer en Maximius.

Inquisiteurs Caldus en Tasius leken het niet erg te vinden dat Celestina de reis in de koets in stilte doorbracht. Ze zat met haar knieën tegen haar borst opgetrokken op de te warme, te zachte kussens en staarde uit het raam naar landschap terwijl het van warm en bekend naar koud en vreemd overging. Ze wilde de knuffel die ze haastig in haar tas had gestoken er bij pakken… maar ze was niet klaar voor de spot van Inquisiteur Caldus.

Hoewel Inquisiteur Tasius kort had geprobeerd om een praatje met Celestina aan te knopen, had ze dat weerstaan, waardoor de stilte in de koets kort ongemakkelijk was geworden… in ieder geval tot de twee Inquisiteurs met elkaar begonnen te praten en bijna leken te vergeten dat Celestina nog met ze in de koets zat… maar dat kon niet zo zijn. Ze hielden haar in de gaten.

En Celestina hield hen in de gaten. Van dichtbij kon ze zien hoe ze allebei een klein, fluwelen zakje om hun pols hadden hangen. Ze hielden de zakjes in hun mouwen gestoken, maar van dichtbij waren ze eenvoudig te zien.

Celestina herinnerde zich de kristallen die uit Inquisiteur Caldus’ handschoen waren gevallen. Werden ze daar in verzameld? Hij had niet geprobeerd om de vallende kristallen op te vangen, of om ze later op te rapen, maar de kristallen waren te waardevol om ze gewoon te laten liggen…

Toch?

Celestina hield het amulet, dat ze om haar nek had gehangen, stevig vast. Ze had het nooit eerder gezien en ze wist niet waar haar moeder het vandaan had gehaald, maar… ze had het belangrijk genoeg gevonden om er voor te zorgen dat Celestina het bij zich had. Celestina zou er goed voor zorgen.

Plotseling hield het natuurlandschap op. De koets daverde onverwachts onder een poort door, waardoor het raampje werd gevuld met huizen en besteende straten, en vertraagde merkbaar. Zonder het geratel van de wielen en het geklop van de paardenhoeven kon Celestina de geluiden buiten beter horen.

Ze hoorde stemmen. Tientallen stemmen die zich niet leken te bekommeren om de koets van de Inquisitie terwijl die op stevige pas langs ratelde.

“Welkom in Maccles,” zei Inquisiteur Caldus, “dit is waar we op het echte vervoersmiddel overstappen.”

Hij knikte naar Inquisiteur Tasius, die met een glimlach de deur van de koets open duwde.

Een bries sloeg de koets in. Celestina voelde haar haren wapperen terwijl ze slikte en opnieuw de kans om te vluchten overwoog. In de stad kon ze zich beter verbergen. Ze kon zich schuilhouden onder de massa’s en ongetwijfeld steun vinden bij sympathiek ingestelde mensen…

Maar ze kon toch niet meer terug naar huis. Zelfs als ze de lange tocht naar Macclesveld terug lopend af zou leggen, zou het dorp in de gaten worden gehouden. Het gerucht van haar talent had de hoofdstad vliegensvlug bereikt, dus haar terugkeer zou daar ongetwijfeld ook daar terechtkomen…

En ze herinnerde zich de dreigende woorden van Inquisiteur Caldus nog. Daar wilde ze niet verantwoordelijk voor zijn.

Nee, ze kon niet vluchten. Nog niet, in ieder geval.

Celestina kon de korte twijfel in de groene ogen van Inquisiteur Tasius zien. Ze leek te overwegen of ze actie moest ondernemen, maar ze liet een opgeluchte ademhaling gaan toen Celestina knikte en over de bank naar de deur schoof, achter ze aan. Ze trok haar tas met zich mee, niet bereid om haar knuffel onbeheerd achter te laten… en stopte toen ze besefte waar ze waren aangekomen.

Ze stonden naast de trein. Het was een stalen constructie van bijna drie verdiepingen hoog. De grootste metalen cylinder die Celestina ooit had gezien, voorzien van vijf masten die op verschillende hoeken uit de vorm staken. De zeilen waren nog opgerold, al zag Celestina mensen die er mee in de weer waren, en achter hen ging de trein door, wagen na metalen wagen, tot hij door de gebouwen om ze heen aan het zicht werd onttrokken. Een trechter hing boven het uiterste puntje van de trein en Celestina kon zien hoe er honderden, misschien wel duizenden blauwgroene kristallen door die trechter de machine in vielen.

Dat was waar de wind vandaan kwam. Het werd veroorzaakt door de kristallen die verstoord werden in hun val. Ze waren groter dan alle kristallen die Celestina ooit had gezien, of per ongeluk had geproduceerd. Er was echt talent bij komen kijken.

“Je ziet er verrast uit,” merkte Inquisiteur Tasius vermaakt op, terwijl ze haar paardenstaart uit haar ogen hield in de sterke wind die van de trein af kwam.

“Dit is mijn eerste keer in de stad,” gaf Celestina toe, terwijl ze zich van het schouwspel van de trein afwendde, “ik…”

Ze keek om zich heen, naar de mensen die de rukwinden rondom de trein aan het trotseren waren. Het waren mensen die mantels om zich heen geslagen hielden en hoeden met hun handen op hun hoofd gedrukt hielden. Geen van allen leken ze interesse te hebben in de Inquisiteurs, of in Celestina. Slechts een enkeling wierp een blik op ze, maar hield die niet aan.

“Ik had nooit gedacht dat ik tijdens mijn eerste bezoek niet rond zou kijken.”

De Inquisiteurs keken elkaar aan.

“Je komt er wel overheen,” zei Inquisiteur Caldus simpelweg. Hij keek om toen een luide fluit over het platform schalde. Achter ze begonnen mensen de zeilen van de trein open te vouwen en werd de trechter van de neus weggeduwd. Er vielen geen kristallen meer uit, “maar voor nu mag je even blij zijn met deze korte blik. We kunnen deze trein helaas niet missen.”

Hij pakte Celestina bij de pols. Inquisiteur Tasius schrok op bij de plotselinge beweging, maar hielp hem door Celestina achter hem aan te duwen, in plaats van haar los te trekken. Met een verraden geluidje liet ze zich door de twee meesleuren, haar rugzak bungelend aan één arm, in de richting van de trein.

Een brede man in een uniform stopte ze. Inquisiteur Caldus trok een stuk papier uit zijn binnenzak, waar de geüniformeerde man kort naar keek voor hij ze verder wuifde.

“Wagon zes!” hoorde Celestina nog achter ze aan geroepen worden.

“Dank u!” riep Inquisiteur Tasius naar hem terug.

Celestina voelde adrenaline door haar aderen vliegen terwijl ze meegerukt werd langs de wagons. Ze kon geen markeringen herkennen, maar de Inquisiteurs leken perfect te weten waar ze heen moesten. De ene wagon leek nog groter dan de andere, maar toen ze eindelijk de trein in stapten… was het in een van de kleinere wagons.

“Net op tijd,” zei Inquisiteur Caldus, toen nog een fluit over het platform schalde, “als we ons wat langer af hadden laten leiden…”

Hij keek even tevreden op Celestina neer. Ze zag hoe zijn ogen wat donkerder leken te worden in het beperkte licht in de wagon.

“We hebben het gehaald,” zei Inquisiteur Tasius direct, waarbij ze tussen Celestina en Inquisiteur Caldus kwam te staan, “kom, laten we de coupé’s zoeken… we hebben een lange rit voor de boeg.”

Een trilling trok door de trein toen de vrouw dat zei. De deur waar ze door naar binnen waren gekomen sloeg uit zichzelf dicht, waar Inquisiteur Caldus om lachte.

“Pas op je vingers…”

Hij deed een andere deur in de wagon open, waardoor ze in een lange hal terecht kwamen. Links en rechts van de hal waren er verschillende deuren, maar allemaal leken ze dicht te zitten. Celestina liep wat schuchter achter de Inquisiteurs aan, tot Inquisiteur Caldus stopte en naar de deur aan zijn linkerhand wees.

“Hier ga jij naar binnen,” zei hij, “stel je voor, zou ik zeggen… en maak het je gemakkelijk.”

Celestina vernauwde haar ogen tot een frons.

“Stel je voor?” vroeg ze.

“En stel geen vragen,” zei Inquisiteur Caldus koeltjes, “je ziet het snel genoeg.”

Hij duwde de deur met zijn voet open. Inquisiteur Tasius knikte Celestina toe en moedigde haar met een zacht duwtje aan om naar voren te stappen.

Ze was amper door de deuropening heen, of de deur klapte achter haar weer dicht.

Ze stond in een kleine ruimte. Er hingen gordijnen voor een raam aan de andere kant van de ruimte en ze had twee stapelbedden links en rechts van zich staan. Het was duidelijk de bedoeling dat reizigers konden overnachten tijdens een lange reis.

Kort probeerde Celestina de deur, maar kwam er naar verwachting achter dat de deur al op slot stond. De Inquisiteurs hadden haar ingesloten.

Met een zucht stapte ze naar het linker bed. Ze smeet haar tas op de dunne matras en zakte op de rand neer, waar ze even diep ademhaalde. Door het raam kon ze zien hoe ze sneller en sneller door Maccles heen reden. Huizen raasden op een onmenselijke snelheid voorbij, hoewel Celestina soms een flits van een gezicht in een raam zag, of een brug, of een standbeeld…

Allemaal dingen die ze gedag kon zeggen. De inquisitie ging haar opgebruiken, puur omdat ze zout om kon zetten in kristallen. Haar familie zou ze nooit meer zien, liefde had ze nooit gekend… en dat zou er nu ook niet meer inzitten.

Ze greep het amulet van haar moeder stevig vast. De grootste herinnering aan haar familie en vrienden en ze wist niet eens waar het vandaan kwam. Voorzichtig haalde ze de ketting van haar nek af, zodat ze het amulet voor het eerst sinds ze het in haar handen geduwd had gekregen eens goed kon bestuderen. Als ze dan toch alleen was…

Het was een gele, metalen schijf. De voorkant was glad, los van een groef die over het midden liep. Aan de achterkant voelde Celestina een inkeping, alsof er ooit iets in had gezeten. Het was niet eens compleet, en…

“Ehm…”

Celestina’s hand sloot zich om het amulet heen toen ze de stem hoorde. Haar ogen schoten omhoog en zochten heen en weer, tot ze een rode bos haar over de rand van het bed boven het hare zag verschijnen. Het werd gevolgd door een bleke huid en een paar groene ogen, voor het volledige gezicht van een jongen in beeld kwam.

“Sorry, ik lag te slapen toen je binnen kwam,” zei de jongen, “hoi, ik ben Cario!”


Belangrijkste karakters

Celestina: is magisch begaafd, maar haar moeder heeft het herkend voor het uit kon komen en heeft haar geleerd om het verborgen te houden. Als haar gaven door een ongeluk toch uitkomen, wordt Celestina naar de Kristallen School gebracht, waar ze in een complot terecht komt om de status quo om te gooien.

Frederica: de moeder van Celestina. Zij is een voormalig Inquisiteur van Estrus die het leven is ontvlucht toen ze de harde waarheid te zien kreeg. Toen haar jongste dochter een magisch begaafde vrouw bleek te zijn, heeft ze haar veilig gehouden en uiteindelijk gewapend met alles dat ze nodig heeft om de tijd op de Kristallen School te overleven.

Christofer: de rijke zoon van de burgemeester van een klein dorpje. Hij heeft een sterk plichtsbesef, maar Celestina is zijn beste vriend en daar doet hij soms domme dingen door. Als het dorp door de Inquisitie binnenstebuiten wordt gekeerd, blijkt hij een latente, minimale magische gave te hebben.

Cario: komt uit een vissersdorpje aan zee. Hij heeft zijn hele leven geoefend met magie en heeft het lang verborgen kunnen houden. Een natuurtalent dat zijn ontdekking en opname op de Kristallen School beschouwt als een kans en een avontuur. Hij zweert alles beter te maken voor iedereen.

Inquisiteur Anteras Caldus: een sadistische Inquisiteur die zijn werk doet voor de kick en het machtsgevoel dat hij er van krijgt als hij zijn wil oplegt aan anderen. Streng, gewelddadig, en in het veld de mentor van Numeria Tasius. Hij heeft verschillende Inquisiteurs bijgebracht om hard en genadeloos te zijn naar andere magisch begaafden.

Inquisiteur Numeria Tasius: een Inquisiteur die het leven in de Inquisitie glamoreuzer had ingebeeld. Ze schaamt zich voor de manier waarop de begaafden worden behandeld en pleit voor een vriendelijker beleid. De Hoofdinquisiteur heeft haar daarom bij Anteras Caldus gezet, in de verwachting dat hij die gedachten weg kan werken. Stilletjes leidt Numeria een factie van gematigden binnen de Inquisitie.

Samenvatting

Celestina leeft in een wereld waar het beoefenen van magie mineralen vereist. Als bijwerking hiervan komen magisch geladen kristallen vrij, die in de industrie van de wereld worden toegepast. Ze heeft een relatief vredig leven in Macclesveld, een dorp aan de grens van Estrus. Haar leven is simpel en bestaat uit hard werken. Wat ze niet weet, is dat haar moeder, Frederica, een voormalig Inquisiteur is die haar magische gaven heeft herkend en haar heeft geleerd om haar magie verborgen te houden. Ze heeft een paar vrienden in Macclesveld, maar Christofer is misschien wel de belangrijkste. Celestina en Christofer staan elkaar vaak tegen, maar ze geven wel om elkaar.

Als haar geheim door een ongelukje toch uitkomt, wordt Celestina zonder pardon door de Inquisitie opgehaald. Ze ontmoet Inquisiteur Caldus en Inquisiteur Tasius, een oefening in tegenpolen: Caldus is gemeen en neerbuigend naar haar, terwijl Tasius vriendelijk en toegankelijk lijkt te willen zijn. Toch nemen ze Celestina mee naar de Kristallen School. Onderweg ontmoet ze Cario, een andere magiër die door de Inquisiteurs wordt meegenomen. Cario heeft hele andere dingen gehoord over de school: hij heeft gehoord dat ze zullen leren om de magie te bedrijven, in plaats van te produceren. Hij is enthousiast!

Op de Kristallen School wordt het al snel duidelijk dat hij niet helemaal gelijk heeft. Hoofdinquisiteur Auxilium Primaris voert de leiding over de Inquisiteurs en de Kristallen School met een ijzeren vuist. Celestina krijgt een ring om die haar magische gaven onderdrukt die enkel af gaat bij lessen. Wel komt Celestina er achter dat er niet enkel wordt geleerd om te produceren: de begaafden op de school wordt ook geleerd om daadwerkelijk magische effecten te veroorzaken. Na een week wordt duidelijk waarom: de twee hoogst scorende leerlingen komen in aanmerking om zich bij de Inquisitie te voegen, in plaats van tot productie gedwongen te worden. Cario’s ambitie gaat daar naar uit en Celestina ziet een manier om onder een zeker slavenbestaan uit te komen, al twijfelt ze of ze in staat is om een van de twee besten te worden… of zo hard om anderen te dwarsbomen.

Celestina en Cario groeien naar elkaar toe als ze meer en meer over elkaar te weten komen. Ze beloven elkaar hard te werken en te proberen allebei Inquisiteurs te worden, maar dit komt onder druk te staan als Christofer onverwachts verschijnt. Hij blijkt ook magische gaven te hebben, iets dat alleen maar naar boven is gekomen omdat de Inquisitie Macclesveld nauwer in de gaten is gaan houden. Hij blijkt een tweede motivatie te hebben: om te proberen Celestina uit het fort van de Inquisitie te helpen.

Er ontstaat spanning als Christofer probeert om Celestina onder druk te zetten: hij heeft zichzelf laten meenemen, zodat ze samen zouden kunnen ontsnappen. Cario suggereert dat Christofer zelf ontsnapt. Celestina komt er achter dat het amulet van haar moeder toegang geeft tot een tunnelnetwerk onder de school. Ze verkent het met Cario en Christofer.

In dit tunnelnetwerk overhoort Celestina een ontmoeting van Caldus en Tasius, waarin ze hoort over een factie die vindt dat de magisch begaafden, vaak niet meer dan kinderen, te hard worden behandeld. Caldus noemt die factie ‘dissidenten’ en ‘verraders’. Tasius merkt op dat Celestina het meekrijgt, maar houdt het stil. Later wordt Celestina gewekt in haar slaapzaal door een kat. Ze jaagt het beest weg, maar als ze hoort hoe het kristallen laat vallen, gaat ze er achteraan.

Ze komt uit in een ruimte met Tasius en een aantal andere studenten en leraren. De studenten zijn verward, maar de leraren serieus. Cario en Christofer zijn nergens te bekennen. Tasius geeft aan dat ze wil dat mensen met een zekere mate van compassie zich bij de Inquisiteurs voegen en zal de studenten die dat willen persoonlijk trainen. Celestina vraagt waarom bepaalde mensen er niet zijn. Dit is omdat Tasius niet denkt dat zij vriendelijk en compassievol zouden zijn. Vanwege deze discriminatie sluit Celestina zich uiteindelijk niet aan. Wel stelt ze Christofer en Cario op de hoogte.

Het wordt duidelijk dat Celestina wel een zeker talent heeft voor magie. Haar kristallen worden groter, waar de Inquisitie positief over is. Haar scores stijgen, maar die van Christofer blijven achter. Christofer informeert Celestina dat hij een plan heeft om uit te breken, inclusief het verliezen van de ringen, via de tunnels die ze met haar amulet kunnen betreden. Celestina vertelt hem dat Caldus haar familie heeft bedreigt, maar Christofer zegt dat ze al veilig zijn. Hij ziet geen reden om niet uit te breken en samen te ontsnappen. Daarvoor moet wel een afleiding worden gecreëerd. Celestina belooft hem om te helpen.

Inquisiteur Caldus, die in de naam van het uitwissen van de invloed van de dissidenten steeds agressiever is geworden naar studenten, raakt dankzij Celestina gewond tijdens de afleiding voor Christofer. Cario komt mee met Celestina, al denkt hij dat het een escalatie is van de dissidenten. Tijdens hun vlucht komt Tassius tussenbeide op het moment dat ze dreigen te verdwijnen. Christofer is op dat moment al buiten en aan het vluchten. Ze geeft aan dat Celestina precies is waar de dissidenten naar op zoek zijn en belooft zelfs de gegevens over Christofer en de uitbraakpoging te vernietigen als Celestina meewerkt. Als ze dat niet doet, wordt Christofer waarschijnlijk opgejaagd en gedood. Celestina besluit mee te werken om iedereen veilig te houden en bereidt zich voor een Inquisiteur te worden.